* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
RORATE
Dauw, hemel, uit uw hoogten neer
en regen de Gerechte.
Wees niet te zeer vertoornd, Heer God;
en blijf niet altijd door onze schuld gedenken.
Uw heilige stad is een woestenij geworden;
Sion is nu een woestenij;
Jeruzalem is een wildernis:
onze tempel, het huis van uw heiligheid,
het huis van uw luister,
waar eens onze vaderen uw lof zongen.
Dauw . . .
Wij deden kwaad,
wij werden allen verontreinigden,
en wij vielen neer,
wij allen als verwelkte bladeren;
onze ongerechtigheden,
zij blazen ons als een windvlaag weg.
Gij hebt uw aangezicht nu voor ons verborgen
en ons prijsgegeven:
prooi van onze ongerechtigheden.
Dauw . . .
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *